Bij de Zeelandbrug wordt een gebied van 600 bij 85 meter volgestort met hoogovenslakken in het kader van de vooroeverbescherming. Dit gebied bevindt zich op een helling van ongeveer 5 tot 20 meter diepte. Nergens in Zeeland is mij een gebied bekend waar een zo groot aaneengesloten terrein totaal bedekt is met klein tot middelgroot steenachtig materiaal.
Heel vaak wordt gesteld dat de natuur zich altijd weer herstelt als de omstandigheden zich drastisch wijzigen. Dat is zonder meer waar als je even buiten beschouwing laat wat je precies onder natuur verstaat. Heb je het over biomassa, of heb je het over biodiversiteit, daar zit een heel groot verschil tussen. Goed beschouwd zullen er bij grote en plotselinge veranderingen in het biologische milieu altijd organismen zijn die floreren terwijl andere verdwijnen. Hoe en in welke mate dat gebeurt zal bepalend zijn voor de biodiversiteit na de verandering. Zaken die hierbij een rol spelen zijn ecologische omstandigheden en biologisch evenwicht.
Ecologische omstandigheden kun je verdelen in biotische en abiotische factoren. Abiotische factoren zijn wind, water, licht, zand, slik, steen, en verder alles zolang het maar niets met een levend organisme heeft te maken. Biotische factoren zijn alle invloeden die organismen op elkaar uitoefenen.
Bij het storten van staalslakken in een biotoop als de Oosterschelde verander je in hele grote mate de abiotische omstandigheden. Dit kan nooit zonder gevolgen zijn.
Door het ontbreken van grotere stenen ontstaat er een vrij vlak gebied met weinig reliëf. De vrij kleine slakken zullen door de sterke stroming eenvoudig kunnen gaan rollen zodat er niet makkelijk iets op kan groeien. Binnen het gebied waar de staalslakken zijn gestort ontbreken plaatsen met substantiële hoeveelheden zand en slib.
Ook de oorspronkelijke hard substraat-gebieden zoals de klei- en veenwandjes, oester- en mosselbanken en gebieden waar nog het vrij poreuze zandsteen lag, zijn verdwenen.
Dit betekend dat de abiotische omstandigheden bij de Zeelandbrug nu veel minder divers zijn. Hieruit voortvloeiend zal de biodiversiteit afnemen. Dan is er nog het mogelijke uitlogen van zware metalen uit de slak zelf. Dit kan voor sommige soorten ook een reden zijn om dat ze er niet in dit gebied zullen gaan groeien.
Het aantal verschillende soorten dieren binnen een bepaald gebied is de mate van biodiversiteit. Deze biodiversiteit kan al snel verstoord worden als er enkele kleine veranderingen optreden in de omstandigheden.
Zo zullen bijvoorbeeld ook de omstandigheden voor Wulken nadelig beïnvloed worden. Wulken, maar ook Gevlochten fuikhorens leiden voor een groot gedeelte van hun leven een beschermd en ingegraven bestaan in het slik. Door middel van hun sifon halen ze zuurstof uit het water en nemen ook geurstoffen waar. Daardoor merken ze ook heel snel als er voedsel, bijvoorbeeld een gestorven organisme, in de omgeving ligt. Dan komen ze vaak massaal tevoorschijn en ruimen de boel snel op. Op een hele grote vlakte staalslakken zal het door het ontbreken van zand en slib ook ontbreken aan deze kleine 'schoonmakertjes'. Niet dat de rommel nu zal blijven liggen. Strandkrabben, Penseelkrabben en Heremietkreefen zijn ook goede schoonmakers en zullen het door het ontbreken van Wulken en Gevlochten fuikhorens goed doen en waarschijnlijk snel in aantal toenemen. Hoewel Heremietkreeften zelf ook een probleem krijgen door het ontbreken van de twee soorten huisjesslakken. Aangezien een Heremietkreef zelf geen hard pantser om zijn achterlijf heeft verschuilt hij zich of loopt rond met het achtergelaten huisje van een huisjesslak. Als hij nog vrij klein is voldoet een huisje van een Alikruik, maar als hij groter wordt is hij totaal afhankelijk van de huisjes van de Gevlochten fuikhoren en de Wulk. Als deze in het gebied niet meer voorkomen zal hij moeten uitwijken naar een ander gebied. Dit houdt tevens in dat de Ruwe zeerasp, een hydroidpoliep, ook zo goed als zeker zal verdwijnen omdat deze bij grote voorkeur groeit op het huisje van een Wulk, maar alleen als er een Heremietkreeftje in zit. Een levende Wulk kruipt namelijk af en toe met huis en al in het zand of slik en dat is niet zo goed voor de Ruwe zeerasp.
Zeerasp knotsslak (Cuthona Nana)
Om het verhaal rond te maken betekent dit ook dat het naaktslakje Cuthona Nana geen voedsel meer zal kunnen vinden omdat dit slakje alleen Ruwe zeerasp lust. Dit is slechts één voorbeeld van een aantal dieren die afhankelijk zijn van elkaar. Zo zijn er nog talloze te vinden. Het resultaat van dit alles is dat er misschien nog wel evenveel dieren (individuen) zullen leven, maar dat het aantal soorten sterk zal kunnen afnemen.