Toetsing primaire waterkeringen door het waterschap

  
 

Kulkenol
 Strand / Westenschouwen
 

Iedere vijf jaar toetst het Waterschap Zeeuwse Eilanden de primaire waterkeringen (o.a. duinen en dijken) om na te gaan of ze voldoen aan de veiligheidsnorm tegen overstroming. Sterke waterkeringen zijn van groot belang om veilig te kunnen wonen. De dijken en duinen moeten zo veilig en sterk zijn dat ze een storm, die maar eens in de 4.000 jaar voorkomt, kunnen doorstaan.

Toetsing

Het toetsen van de vooroever is een onderdeel van deze vijfjaarlijkse toetsing. Een speciale peilboot (de Meermin) van beide Zeeuwse waterschappen vaart dagelijks uit om te controleren of de vooroever, het stukje kust dat onder water ligt, sterk genoeg is. Zo niet, dan versterkt het waterschap de kust bijvoorbeeld met stenen. Bij de laatste grootschalige toetsing in 2005 werden 9 Zeeuwse waterkeringlocaties aangewezen als kritisch. Verder bleek dat voor een aantal locaties nader onderzoek nodig was. Naar aanleiding van een extra toetsing in 2007 werd dit aantal uitgebreid tot 15 locaties. Op deze locaties zal o.a. de vooroever verstevigd worden d.m.v. grootschalige stortingen. Daartoe zijn afspraken gemaakt met Rijkswaterstaat.
Aan de hand van peilmetingen en technische toetsen bepaalt het waterschap in overleg met Rijkswaterstaat op welke schaal de stortingen moeten plaatsvinden. Daarbij speelt het in kaart brengen van het stromingsverloop een belangrijke rol. Dit verloop is immers verantwoordelijk voor de uitschurende werking èn is bepalend voor de schaal waarop bestortingen moeten worden uitgevoerd.

Een voorbeeld: Zuidhoek-De Val (Zeelandbrug)

Bij de locatie Zuidhoek-De Val (Zeelandbrug) is de stabiliteit van het voorland ontoereikend en levert een afschuiving direct gevaar op voor de stabiliteit van de primaire waterkering. Deze locatie heeft daarom de hoogste prioriteit gekregen voor het nemen van maatregelen. Ook hier zal een bestorting de bedreigde dijk extra soelaas moeten bieden.
Bestortingen met hard substraat hebben als betrekkelijk nadeel dat er rekening gehouden moet worden met de "harde overgangen" tussen hard en zacht substraat. De stroming wordt verlegd en er kunnen ongewenste stromingspatronen ontstaan die elders weer voor (grote) problemen gaan zorgen. In de praktijk betekent dit dat het waterschap (waar nodig) de strategie volgt om een groter gebied te bestorten, zodat het stromingsverloop de minst problematische weg volgt.
In de praktijk betekent dit dat het waterschap niet kan volstaan met één enkele pleister op de wonde, maar dat er vaak een heel verband moet worden aangebracht (bijvoorbeeld aansluiten op reeds aanwezige bestorting of het volgen van de dieptelijnen). Het ?nadeel? van deze strategie wordt zichtbaar bij de locatie Zuidhoek-De Val (Zeelandbrug): het werkvak voor de bestortingen aldaar bestrijkt aan weerskanten van "de pleister" nog vele tientallen meters. Dit is een grote kostenpost èn het leven op de locatie wordt volkomen overhoop gehaald.

Alternatieven?

Zijn er alternatieven te bedenken voor het grootschalig bestorten? Is het mogelijk de stromingspatronen op alternatieve wijze te verleggen, zodat de werkvakken van de bestortingen verkleind kunnen worden? Strekdammen? Het aanleggen van vogeleilanden op specifieke locaties in de Oosterschelde? Een denkbaar alternatief voor binnendijkse natuurcompensatie d.m.v. ontpoldering (?)
In reactie hierop geeft het waterschap aan dat er vanuit waterkeringsoogpunt voor de locaties met de hoogste prioriteit niet is ?geëxperimenteerd? met alternatieven. Immers voor deze locaties heeft een afschuiving van de vooroever direct gevolgen voor de primaire waterkering. Wellicht een idee voor de volgende keer? Gezien de jarenlange expertise die het waterschap heeft met vooroeververstevigingen, moet het toch denkbaar zijn om alternatieven door te rekenen?